GELOOF EN ONDERSCHEIDING VAN GEESTEN
We lezen 1 Korinthe 12 vers 9-11, “en aan een ander geloof, door dezelfde Geest, en aan een ander genadegaven van genezingen, door dezelfde Geest;10en aan een ander werkingen van krachten, en aan een ander profetie, en aan een ander het onderscheiden van geesten, en aan een ander allerlei talen, en aan een ander uitleg van talen.11Al deze dingen echter werkt één en dezelfde Geest, Die aan ieder afzonderlijk uitdeelt zoals Hij wil.”
We hebben nu gezien dat de Heere Jezus Zijn gaven uitdeelt aan wie hij wil en dat wij bepaalde gaven die wij zouden willen bezitten niet kunnen “claimen” voor eigen gebruik, zoals dat gedaan werd in 1 Kor. 14:4.
Dat gaat óók op voor de volgende gaven, zoals de gave van “gezondmaking”, welke gave nooit door de apostelen werd gebruik ten behoeve van de eigen behoefte of die van hun medewerkers.
Het gebed was hier bij uitstek het geschikte middel om genezing af te smeken en dan nòg behield God Zich het recht voor deze niet te schenken omdat Hij àndere bedoelingen met bepaalde vormen van ziekten kan hebben (2 Kor. 12:7-10, zie ook Jakobus 5:15). Laten we de bedoelde teksten eens van dichterbij bekijken:
vs.9, “…en aan een ander geloof, door dezelfde Geest, en aan een ander genadegaven van genezingen, door dezelfde Geest;…” Het woordje “geloof” zien we hier in de grondtekst zònder het lidwoordje “het” vermeld. Dat betekent dat het hier niet om de “geloofswaarheid” gaat, maar om persoonlijke geloofsoefeningen. Paulus spreekt in Rom. 14:22 over het hebben van geloof inzake de spijswetten waar sommige Christen Joden zich nog aan hielden.
Het betrof hier een persoonlijke zaak, die met inzicht in de geloofswaarheid te maken had (Rom. 14:1), wat weer verband hield met de oefening van het geweten (1 Kor. 10) Dat geweten heeft “kennis” nodig van Gods gedachten, kennis die God als “gave” middels zelfstudie en het onderwijs van leraars die Hij aan de gemeente geeft, wil geven om het geweten te vormen en los te maken van de afgoden (1 Kor. 8:7).
Geloof zonder voorzetsel duidt dus op “geloofsdaden” of “geloofsgehoorzaamheid” en dat is zeer persoonlijk en soms, maar niet altijd met anderen te delen (Jak. 5:15; Hnd. 16:10).
Het geloof, de hoop en de liefde blijven, andere gaven zijn tijdelijke aard (1 Kor. 13:13). Het geloof als geloofswaarheid is echter óók een gave (Ef. 2:8). Onderscheidingen tussen geloof en geloofswaarheden vinden we geregeld terug in de Bijbel (Hebr. 11:1-5,7-11 i.t.t. vs. 6, zie ook Joh. 9:36-38 met Mat. 17:20, waarin we geloof zien wat op de Persoon van Jezus gericht is en op wat Hij door ons heen kan en wil doen).
Deze gave van geloof is evenals die van gezondmaking niet aan ieder lid voorbestemd om uit te oefenen. Het is ook niet persoonsgebonden, alsof degene die eenmaal zo’n gave heeft ontvangen hier ook steeds over kan blijven beschikken, zoals de gaven in Ef. 4:11, die persoonsgebonden zijn. Iedere gelovige moet echter weten dat hij mag werken naar de mate van geloof die ontvangen is, want al wat niet uit geloof is, is zonde (Rom. 12:3; 14:23).
vs.10, “…en aan een ander werkingen van krachten, en aan een ander profetie, en aan een ander het onderscheiden van geesten, en aan een ander allerlei talen, en aan een ander uitleg van talen.” Ook de “werkingen van krachten” en de “gave van profetie” zijn “voorwaardelijke gaven”. Ze worden verleend aan hen die “Godvruchtig willen wandelen” en “de Heere aanroepen uit een rein hart” (Hand. 6:3; 11:24; 2 Tim. 2:22). De Korinthiërs stonden echter nog open voor de werkingen van àndere krachten en geestelijke invloeden, juist omdat ze niet Godvruchtig wandelden en niet nederig waren (2 Kor. 11:4; 12:20; 1 Kor. 5:2). Daarom konden ze de gave van “onderscheiding van geesten” niet laten functioneren en waren ze blind voor de vreemde invloeden in hun geloofsleven. Hierdoor kwamen ze te vervallen tot allerlei “leringen van demonen”.
Juist het talenwonder uit Hand. 2 werd door een vrome demon of door een verschijning van een boze engel des lichts verwrongen tot iets wat ook onder de heidenen bekend was wanneer ze in extase waren en wat gepaard gaat met extatische gevoelens en visioenen van schijn bevrijdingen, schijn heerlijkheid en allerlei z.g. “lichtgestalten.”
vs.11, “Al deze dingen echter werkt één en dezelfde Geest, Die aan ieder afzonderlijk uitdeelt zoals Hij wil.” Alle goede gaven komen echter van “de Vader der Lichten”, dus van Boven, vanuit de hemel, het Huis van de Vader of de troonzaal van God (Jak. 1:17).
Aan die “geoefende gelovigen” zal Hij steeds meer toevertrouwen, opdat iedereen gesticht wordt en dus opgebouwd wordt tot “een volkomen man” (Ef. 4:15,16; Rom. 12:1; Hebr. 5:14). “Maar voor de volwassenen is er het vaste voedsel, voor hen die hun zintuigen door het gebruik ervan geoefend hebben om te kunnen onderscheiden tussen goed en kwaad.”
De video is afkomstig van deze Youtube pagina:
https://www.youtube.com/watch?v=Dm5WXb-6KBk
0 Reactie