OMGAAN MET ERGERNISSEN
Rom. 14:13-23, “Laat ons dan elkander niet meer oordelen; maar oordeelt dit liever, namelijk, dat gij de broeder geen aanstoot of ergernis geeft.14 Ik weet en ben verzekerd in de Heere Jezus, dat geen ding onrein is in zichzelf; die dan acht iets onrein te zijn, die is het onrein.15Maar indien uw broeder om de spijs bedroefd wordt, zo wandelt gij niet meer naar liefde. Verderf die niet met uw spijs, voor wie Christus gestorven is.16Dat dan uw goed niet gelasterd worde.17 Want het Koninkrijk Gods is niet spijs en drank, maar rechtvaardigheid, en vrede, en blijdschap, door de Heilige Geest.18Want die Christus in deze dingen dient, is Gode welbehagelijk, en aangenaam de mensen.19Zo dan laat ons najagen, wat tot de vrede, en wat tot de stichting onder elkander dient.20Verbreek het werk van God niet om de spijs. Alle dingen zijn wel rein; maar het is kwaad voor de mens, die met aanstoot eet.21 Het is goed geen vlees te eten, noch wijn te drinken, noch iets, waaraan uw broeder zich stoot, of geërgerd wordt, of waarin hij zwak is.22Hebt gij geloof? hebt dat bij uzelf voor God. Zalig is hij, die zichzelf niet oordeelt in hetgeen hij voor goed houdt.23Maar die twijfelt, indien hij eet, is veroordeeld, omdat hij niet uit het geloof.”
In onze vorige studie hebben we nagedacht over de functie van ons geweten. Vooral het geweten van de ànder, onze medegelovige. We hebben geleerd dat we niet over elkaars geweten mogen heersen, het niet mogen oordelen, maar elkaars geweten moeten vormen. De norm die we daarvoor mogen gebruiken, is het woord van God, de Bijbel. Dáárom heeft God aan de gemeente leraars gegeven, die ons het Woord uitleg¬gen door de juiste teksten voor te lezen en toe te passen (Ef.4:11, ¬12¬;1 Tim.4:13).
De Heilige Geest zal dan aan het “ontwaakte” geweten werken, om dat opnieuw te vormen naar de gedachten van God (Rom.12:2;8:26; Fil.2:13;1 Tim.4:6).
De ander niet bedroeven of ergeren (vs. 13-16)
Zoals we dus gezien hebben, behoren we rekening te houden met elkaars gewetens¬oefeningen, maar we mogen elkaar dus niet veroordelen! Oordelen mogen we alleen doen wanneer er sprake is van een duidelijke zonde, dat is iets wat tegen Gods uitdrukkelijke wil ingaat (1 Kor.5:2,12,13).
Wanneer we geloof hebben dat een bepaalde handeling goed is, dan dienen we tòch rekening te houden met de ander, vooral als die het er niet mee eens is. Ons eigen “geloof” moeten we in zo’n geval dan maar binnenshuis beoefenen en niet in de aanwezigheid van een zich ergerende broeder of zuster (v.13,22). Er is namelijk het gevaar dat onze medegelovige door zijn ergernis de Heer Jezus niet kan zien, omdat wij tussen God en zijn ziel instaan! Daarom moeten we soms onszelf verloochenen door ons aan te passen aan het nog ongeoefende (zwakke) geweten van anderen (1 Kor.9:12,15,20, ¬21).
Dat wil echter niet zeggen dat we dat “ongeoefende” geweten niet mogen laten vormen door Gods Woord met betrekking tot een kwestie die misschien nú nog niet duidelijk is!
Onze geloofsoefeningen en nieuw verkregen kennis van Gods wil moeten we niet opdringerig opleggen, maar voorstellen, anders bestaat het gevaar dat die ander onze kennis van Gods wil voor óns gaat lasteren doordat we onze eigen geest i.p.v. Gods Geest hebben laten werken (1 Petr.5:2,3; 1 Tim.4;6)!
Dat zou dan kunnen gebeuren doordat we met onze eigen geloofsovertuiging en geweten niet goed omgingen en de ander in zijn keuze niet vrijlieten (1 Kor.16:12; Rom. 14:4-23; Hand.21:14). Paulus deed het ànders (2 Kor.4: ¬2; 1 Kor.10:32)!
Wat het koninkrijk van God is (vs. 17,18)
Sommige mensen denken nog steeds dat het leven in Gods (verborgen) koninkrijk bestaat uit het houden van allerlei wetten en verplichtingen (Kol.2:18-23; Gal.4:¬9,10). Maar de kenmerken van het koninkrijk van God bestaan daar niet uit, wèl uit het laten zien van de volgende eigenschappen van het christelijk geloof. Dat is Rechtvaardigheid, Vrede, Blijdschap. Hierin kunnen we Christus dus dienen, door déze eigenschappen te laten zien!
Vrede en geloof (vs. 19-23)
Zo mogen ons dus uitstrekken naar de onderlinge vrede en opbouw van het geloof. Het werk van God in de gemeente bestaat niet uit allerlei spijswetten en uiterlijke gedragsregels, hoewel er beslist enkele zijn, maar uit onderwijs in de wil van God.
Overal waar in de Bijbel uitdrukkelijk de wil van God verteld wordt, dienen we radicaal die wil op te volgen, uit liefde tot God en Zijn Woord (b.v. Kol.1:9;1 Thes.4:3; Rom.2:18; Ef.5:17;6:6; Heb.10:36;1 Petr.4:2;1 Joh.2:17;5:14). Alleen dán is er de vrede van God die al ons denken te boven gaat (Fil.4:7).
De video is afkomstig van deze Youtube pagina:
https://www.youtube.com/watch?v=GojqTAOUUCM
0 Reactie