Stichting Adullam


Voor ambulante hulpverlening en counseling
De Brief Aan Korinthe 1 Kor 15 Vs. 1 11 Deel 1 Gestorven Begraven Opgewekt

De brief aan Korinthe 1 Kor 15 vs. 1-11 Deel 1 Gestorven begraven opgewekt

Het fundament van het Christelijke geloof

Het gedeelte wat Paulus nu behandelt, neemt een aparte plaats in zijn brief in. Hier hebben we het fundament van ons geloof, de “opwekking van Christus” en de “opstanding uit de dood”. Wanneer deze twee feiten van de christelijke geloofsleer ontkend worden, is het fundament van ons geloof verdwenen, “ijdel is uw geloof” zegt Paulus dan (v.14).

In Handelingen 4:2,3 lezen we hoe de vrome leiders van Israël vijandig en agressief op de prediking van Petrus reageerden en hem arresteerden wegens zijn prediking over Christus ’s opstanding. Maar ondanks al die agressie werd die prediking velen die geloofden tot zegen en eeuwige behoudenis (Hand. 4:33).

In Hand. 24:1-21 betuigde Paulus tegenover de stadhouder Felix ook over de opstanding van Christus, maar deze werd bevreesd en stuurde Paulus naar koning Agrippa, die met Festus de gevangene Paulus ondervroeg waarom de leiders van Israël hem naar het leven stonden. Maar toen Paulus over de opstanding van Christus sprak vond Festus dat de geleerdheid van Paulus hem tot verstandsverbijstering had gebracht (Hand. 26:24-32).

In de strik van valse leer

Juist vanwege het feit dat de Korinthiërs het Evangelie hadden “aangenomen” en het als fundament van hun geloof erkenden (v. 1), waren ze nog maar weinig gevorderd in de geloofsleer. Dat kwam doordat ze nog steeds “kinderen in het verstand” waren gebleven en dus gemakkelijk in de strik van valse leer konden vallen (1 Kor. 14:20; Ef. 4:14).
Wanneer we niet volwassen worden in ons denken, blijven we gevoelig voor tekenen en wonderen die God aan de ongelovigen Joden en ook heidenen gegeven had (1 Kor. 13:11; 14:22; Heb. 5:13).

Daarom was de vermaning zo nodig dat ze de leer die ze hadden aangenomen, zouden vasthouden (v.2). Zij waren “opgevoed in de woorden des geloofs en der goede leer” (1 Tim. 4:6), maar door gebrek aan geestelijke groei liepen ze gevaar deze “geloofsleer” los te laten. Hierdoor hadden ze de Heere God “verloochend met hun werken” (2 Kor. 12:20,21; 1 Tim. 6:4,10,21; Tit. 1:10-16)!

Verval op het gebied van de zeden

Dit begint en eindigt vaak in een afwijkende leer en het aanvaarden van “een ander evangelie”, dat bestaat uit allerlei “fabels”, “leringen van demonen” of demonische visioenen en (wettische) leringen van (boze) geesten (2 Kor. 11:14,15; 1 Tim. 4:1,2,7; 2 Tim. 4:3; Kol. 2:18; Gal. 1:6,8). Het feit van de opstanding verdwijnt hierdoor uit het zicht van de mensen (1 Kor. 15:13 en 2 Tim. 2;18). Behouden en gerechtvaardigd worden door het geloof is dan onmogelijk (v.14; Rom. 4:24,25; Hebr. 6:4-8)!

Vers voor vers commentaar

vs. 1,2. De “goede leer” moet in geloof worden aangenomen om een Bijbels geloofsfundament te krijgen (zie voor de inhoud van die “goede leer” o.a. Hand. 17:24-31; 26:18). Dat betekent echter ook dat je op dat goede geloofsfundament moet blijven bouwen (1 Kor. 3:12). Doe je dat niet dan zal uiteindelijk blijken dat je God nooit echt hebt leren kennen en “van Christus bent losgeraakt en uit de genade gevallen” (HSV vs. 34; Gal. 5:4). Er is strijd nodig om op dat fundament te blijven (Gal. 5:4).

De “goede leer” wordt praktisch gemaakt door een levende relatie met de Heere God, anders is je geloof dood en tevergeefs (1 Tim. 6:12)! Tenslotte zijn er ook nog andere machten die je van dat fundament af willen hebben (Ef. 6:12; Jak. 4:1, 1 Petr. 5:8).

vs. 3,4. Juist het feit dat David reeds van Christus’ opstanding had gesproken, bewijst dat de opstanding tot de Bijbelse profetie behoort (Hnd. 2:30,31).

vs. 5-7. Vele ooggetuigen bevestigden deze “opstanding van tussen de doden uit”, wat volgens Heb. 6:2 en 11:35 ook in het Oude Testament al bekend was en de hoop van de gelovigen uitmaakte (Joh. 11:24).

Het was dan ook de kern van de prediking van de apostelen in het Nieuwe Testament (Hnd. 2:32; 3:15; 4:10; 10:40; 13:30,37; 17:31; 23:6; 24:21; 26:6-8; 28:20; Opb. 20:4-6; 1 Joh. 3:2; 5:11,13,20; 1 Pet. 1:3-5,9).

vs. 8. Paulus plaatst zijn eigen naam óók in het rijtje ooggetuigen, daar hij Jezus op de weg naar Damascus als de “verheerlijkte Heer” heeft gezien, zoals Stefanus (Hnd.9:3,17; 26:16; 1 Kor. 9:1; Hnd. 7:56; 26:16).

vs. 9,10. Hoewel Paulus zichzelf “de minste van de apostelen” noemde vanwege zijn vervolgingswoede (Hnd. 8:1; 9:1), heeft hij tòch door genade, na zijn bekering, méér gearbeid dan de andere apostelen (2 Kor. 11; 23; 12:11). Maar zoals steeds, zegt hij erbij; “niet ik, maar de genade Gods die met mij is”.

vs. 11. Paulus predikte géén “ander Evangelie” dan de apostelen. De Korinthiërs hadden de goede geloofsbasis. Maar we zien hoe valse apostelen hen van het fundament aftrokken (2 Kor. 11:3; Gal. 1:6).
Vandaar de oproep om standvastig en onbeweeglijk op dat geloofsfundament te blijven staan en tegelijk het werk van de Heere Jezus voort te zetten, de verkondiging van het Evangelie, maar in de volle wapenuitrusting van God (1 Kor. 15:58; Ef. 6:10-18)!

De video is afkomstig van deze Youtube pagina:

https://www.youtube.com/watch?v=DJaueNqyGfQ

0 Reactie

Voeg een reactie toe

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *