Leidinggeven in het Oude en Nieuwe Testament. Deel 3
In de Gemeente en deze wereld zijn er altijd mensen te herkennen die gaven hebben om andere mensen leiding te geven. In Ef. 4:7,8 wordt daarom heel algemeen gesteld: “Maar aan ieder van ons is de genade gegeven naar de maat van de gave van Christus. Daarom zegt Hij: Toen Hij opvoer in de hoogte, nam Hij de gevangenis gevangen en gaf Hij gaven aan de mensen.” Dit beginsel vinden we reeds in het Oude Testament terug in de wijze waarop de Heere God deze met gaven begiftigde gelovigen als oudsten liet functioneren onder Gods kinderen.
Num. 11:16,17 “De HEERE zei tegen Mozes: Verzamel voor Mij zeventig mannen uit de oudsten van Israël, van wie u weet dat zij de oudsten van het volk zijn en de beambten ervan. U moet hen bij de tent van ontmoeting brengen en zij moeten daar bij u gaan staan. Dan zal Ik neerdalen en daar met u spreken. En van de Geest Die op u is, zal Ik een deel afzonderen en op hen leggen. Zij zullen samen met u de last van dit volk dragen, zodat u die niet zelf alleen hoeft te dragen.”
Bijbelse lessen voor Nieuwtestamentische gelovigen:
1. Gelovigen die in het dagelijks leven leiderschapsgaven vertonen moeten, vóórdat zij in aanmerking komen voor erkend lokaal gemeentelijk leiderschap, bekend staan door hun door de praktijk verworven en erkende gezag onder medegelovigen (zie ook Ex. 18:21-27).
2. Een oudere, door God geroepen en erkende leider die volgens 1 Tim. 3:1-7 voldoet aan de eisen van een opziener, organiseert onder de leiding van Gods Geest een bijeenkomst van in Numeri 11:16 genoemde “oudsten en beambten.”
3. Samen bidden zij om de leiding van Gods Geest en Zijn “zalving” en erkenning, zoals dat gebeurde in Hand. 13:1-4 en uitgelegd is in 1 Joh. 2:20,27; 2 Kor. 1:21-24.
4. Deze door God geroepen leiders zullen, onder leiding van Gods Woord en Geest en na onderzoek naar hun getuigenis binnen en buiten de kring van gelovigen, Gods volk leidinggeven, zoals dat o.a. beschreven is in Ef. 4:7-16, 1 Tim. 3:7 en Hand. 6:3; 16:2; 22:12.
Ons gedrag in Gods Huis en de rol van oudsten/voorgangers
“Deze dingen schrijf ik u, in de hoop spoedig naar u toe te komen. Maar voor het geval dat ik langer wegblijf, weet u nu hoe men zich moet gedragen in het Huis van God, dat is de Gemeente van de levende God, zuil en fundament van de Waarheid” (1 Tim. 3:14,15).
In het Oude Testament, vooral waar het gaat om de nieuwe Tempel als het “Huis van God” in de nabije toekomst, worden voorgangers gezien als “opzieners” die aangesteld waren om als “poortwachters” van Gods Huis te functioneren, nu de Gemeente als Tempel (1Kor. 3:16,17; 2Kor. 6:16; Ef. 2:21).
In Ez. 44:23,24 staat ook beschreven wat de taak van oudsten en voorgangers in de NT Gemeente is, “Zij moeten Mijn volk het onderscheid leren tussen heilig en onheilig, en hun het onderscheid laten weten tussen onrein en rein. Bij een rechtszaak moeten zíj optreden om recht te doen. Overeenkomstig Mijn bepalingen moeten zij die voeren.” (zie ook Ef. 4:14-16).
Wanneer deze “opzieners” echter falen in hun priesterlijke taak ontvangen zij Gods correctie en zelfs een degradatie met de woorden uit Ez. 44:5b-16, “Sla acht op hen die het huis binnengaan, en op al wie van het heiligdom uitgesloten wordt, en zeg tegen die opstandigen, tegen het huis van Israël:
“Zo zegt de Heere HEERE: Het is voor u lang genoeg geweest met al uw gruweldaden, huis van Israël, want u hebt vreemdelingen binnengebracht, onbesnedenen van hart en onbesnedenen van vlees, om in Mijn heiligdom te laten zijn, zodat zij Mijn huis ontheiligden; want u bood Mijn brood – het vet en het bloed – aan, en zij verbraken Mijn verbond door al uw gruweldaden.
Verder hebt u uw taak ten behoeve van Mijn geheiligde dingen niet vervuld. U stelde voor uzelf mensen aan om uw taak ten behoeve van Mij in Mijn heiligdom te vervullen. Zo zegt de Heere HEERE: Geen enkele vreemdeling, onbesneden van hart en onbesneden van lichaam, mag in Mijn heiligdom binnenkomen. Dit geldt voor elke vreemdeling die te midden van de Israëlieten is. Voorzeker, de Levieten die zich ver van Mij hebben gehouden toen Israël afdwaalde – die vanachter Mij afgedwaald zijn, hun stinkgoden achterna – moeten wel hun ongerechtigheid dragen; toch moeten zij in Mijn heiligdom dienstdoen en de ambten bij de poorten van het huis vervullen, en ook dienstdoen in het huis.
De video is afkomstig van deze Youtube pagina:
https://www.youtube.com/watch?v=fav-XUPz-mA
0 Reactie